British flag  Bandeira brasileira
Plaatje familiewapen De Munnick

Plaatje Braziliaanse vlag

Tropenweelde

leven in het buitenland

Bert Ernste

Hier Nederland, 14e jaargang 56, december 1990

De journalist Bert Ernste, in Rio de Janeiro werkzaam als correspondent van NRC Handelsblad, Radio Nederland Wereldomroep en NCRV Radio, bood ons een artikel aan over toestanden die ons sterk herinneren aan Zuidoost-Azië. Uw redacteur kreeg er eelt op zijn ziel. Ernste (nog) niet.

Wie een baan aanvaardt in het buitenland komt voor Nederlandse begrippen vaak in ongekende weelde terecht, en dat geldt ironischerwijze vooral in de derde wereld. De koloniale tijden met een bediende achter elke stoel zijn voorbij, maar de genivelleerde Nederlander hoort in het buitenland of hij wil of niet bij een rijke elite. Daarvoor is zijn in Nederland verdiende inkomen al groot genoeg en meestal komen daar nog allerhande toeslagen bij vanwege het werken in het buitenland. Vaak zorgt het bedrijf of de overheid, waarvoor men gaat, voor een veel grotere woning dan men gewend is in een luxe-wijk. Niet zelden horen een tuinman en een of meer dienstmeisjes voor dag en nacht bij het huis. Dat is wennen voor de genivelleerde Nederlander.

Die luxe-wijken liggen meestal ver verwijderd van de arme delen van de stad. In Rio de Janeiro, om een voorbeeld te nemen dat ik ken, is die scheiding zelfs heel sterk door de ligging van de stad. Rio begon als een klein plaatsje op de plek waar nu het centrum is met kantoorgebouwen en winkels. Toen de stad groeide, dwongen de bergen rondom Rio de armen naar het noorden en de rijken gingen naar het zuiden, waar stranden als Copacabana en Ipanema lokten. De armen konden daar nauwelijks komen, omdat er vroeger bijna geen bussen heen gingen. Een auto was noodzaak. Zelfs dan kostte het gauw een uur of meer om vanuit die Zona Sul om de bergen heen in het centrum te komen. De elite kon zich zo ongestoord de luxe van Rio’s mooie stranden laten welgevallen. Aan de boulevard stonden vroeger statige huizen, omringt met palmbomen. Pas later werden die vervangen door appartementsgebouwen.

Rio groeide voort en om de verbindingen te verbeteren werden tunnels gemaakt in de bergen. Met die tunnels kwamen er ook bussen. De elite vond het maar niets, want ineens kon ook het plebs Copacabana en Ipanema bereiken. Wie het zich kon veroorloven zocht het nog verder naar het zuiden, met als gevolg dat het opnieuw een uur of meer kost om op het werk te komen, ondanks de tunnels.

Buitenlanders, uitgezonden door de overheid of multinationals, gaan veelal naar de elitaire buitenwijken. Elitebrazilianen en buitenlanders zijn verbaasd dat ik als westers correspondent in een gewone buurt dicht bij het centrum woon en niet ‘op stand’. Daar halen ze hun neus voor op. “Is het daar niet gevaarlijk?”, wordt er wel eens gevraagd. In mijn straat slapen een paar daklozen. Dat is steeds weer schokkend, maar van gevaar heb ik nooit iets gemerkt. Rijke Brazilianen zijn zo mogelijk nog banger dan buitenlanders. In de elitewijken liggen de meeste woningen dan ook achter muren en hekken verscholen. Overal is er een nachtwaker. Er bestaan zelfs hele straten die privé zijn, met aan het begin een slagboom en een geüniformeerde en gewapende bewaker. Ook bestaan er enorme appartementen, soms met terras en zwembad, die dag en nacht bewaakt worden door portiers en nachtwakers. Het leven met zulke muren en bewaking is niet altijd leuk, al is de tuin dan nog zo groot. Nederlanders, die dat niet gewend zijn, bekruipt al snel een wat beklemd gevoel. Terug in Nederland, valt de maat van de huizen echter weer tegen.

Bedienden
Omgaan met personeel is een hoofdstuk apart. Tot hoe laat maak je met goed fatsoen gebruik van een inwonend dienstmeisje? Mag ze vriendjes ontvangen? Wat doe je als ze ineens zwanger is? In Brazilië is elke woning, die groter is dan een eenkamerflat voorzien van een area de serviço, een ‘dienstgebied’ waar de wasmachine en het droogrek staan en waar een meestal piepklein slaapkamertje en een mini-badkamer voor de ‘meid’ zijn. Op de keukendeur een slot dat alleen aan de kant van de werkgever kan worden gesloten. Durf je nog zelf te koken, als je het idee hebt haar daarmee het werk uit handen te nemen? Wat doe je met het zielige verhaal van een neefje dat naar de dokter moet? Wordt hier geprobeerd om de argeloze en in veel opzichten wat naïeve buitenlander wat van zijn rijkdom afhandig te maken, of is het een gemeende vraag om hulp?

Mijn moeder kreeg jaren geleden in Nieuw-Guinea de kriebels als de papoea’s, die het gras maaiden, om het huis meeliepen als zij van kamer naar kamer ging. Dat was niet meer dan goedmoedige nieuwsgierigheid naar die rare witmensen, maar leidde wel tot vluchten naar de slaapkamer, waar geen inkijk was. Zo erg is het in Brazilië niet, maar menige Nederlander voelt zich onvrij met personeel. Zelf ben ik blij geen meisje voor dag en nacht te hebben. De ene dag in de week dat onze schoonmaakster er is kruip ik het liefst achter mijn bureau, want ik ben er nog steeds niet helemaal aan gewend. Bellen om haar te roepen durf ik al helemaal niet. Zelfs in mijn driekamerflat zitten in alle kamers knoppen die een belletje laten overgaan in de keuken. Aan een nummer kan het dienstmeisje zien in welke kamer gebeld wordt. Ik loop, zoals waarschijnlijk de meeste Nederlanders, liever naar haar toe. Laatst vertrouwde ons dienstmeisje mijn vriendin toe (met mannen is ze voorzichtig) dat zij vroeger niet bij ons aan tafel had durven eten, zoals ze nu doet. Verder vertelde zij dat zij, toen ze een aantal jaren geleden uit het arme noordoosten van Rio de Janeiro kwam, nog dacht dat in de stad iedereen een auto met chauffeur had en dat zij er ook een zou krijgen.

Scholen
Ook wat school betreft komen Nederlanders in het buitenland ineens en een andere wereld terecht. Terwijl in Nederland het onderwijs voor een groot deel is gelijkgeschakeld, zijn de verschillen tussen scholen in een land als Brazilië enorm. Je vindt er alles, van slecht van leermiddelen voorziene overheidsscholen tot privé-scholen voor elke middenklassebeurs, dus keus te over. De keuze voor een kwalitatief goede of internationale school betekent dat je kinderen ineens tussen een elite terechtkomen die in Nederland nauwelijks bestaat en voor zo ver ze bestaat, zich niet zo op de borst klopt. In Brazilië is dat wel even anders. De elite is blasé en ziet personeel thuis en in restaurants als meubilair. Kinderen van vijf zeggen al zonder blikken of blazen met schelle stem tegen het hardwerkende dienstmeisje: “Breng me een cola! Met ijs!” Het onderwijs mag goed zijn, het neveneffect van omgaan met dat soort types is vaak het aanleren van een brok arrogantie die in Nederland (terecht) niet meer geaccepteerd wordt. Tussen haakjes: Nederlanders zien in restaurants personeel dikwijls ook niet staan en stieren rustig op een lege tafel af, zonder te merken dat de ober vroeg of hij ze helpen kon.

Vanwege de klassenverschillen is het goed dat op Braziliaanse scholen (een uitzondering vormen enkele duurdere privé-scholen van Rio) uniformen gedragen worden. De verschillen zijn dan niet zo zichtbaar. Misschien is dit voor Nederland ook weer een idee. Met uniformen bespaar je je als ouders de problemen rond de merkkleding die iedereen aan schijnt te moeten. Uiteindelijk leidt die toch ook tot een zekere uniformiteit.

Armoede
Niet alleen komt de buitenlander in een arm land vaak in grotere weelde terecht dan hij van huis uit gewend is, door de armoede om hem heen is hij zich ook veel bewuster van die weelde. In Rio de Janeiro kun je op allerhande terrassen voortreffelijk eten en je krijgt meestal enorme porties. Zo nu en dan komen er dan wel, meestal zwarte, kinderen aan je tafel die je kauwgom of pinda’s willen verkopen, of een roos om aan je metgezellin te geven. Soms vragen ze om de restjes. En dat allemaal op een tijd dat Nederlandse kinderen braaf in bed liggen. Veel van de verkopertjes en verkoopstertjes slapen op straat. Je voelt je dan aan je welvoorziene tafel ineens genant rijk. Brazilianen hebben daar geen moeite mee, maar voor een Nederlander is het moeilijk om zijn houding te bepalen. Ik deed het zo nu en dan helemaal verkeerd. Een keer zwichtte ik voor een meisje met kauwgum. Omdat ik nooit kauwgum gebruik, zei ik: “Hou maar”, Hollands-zuinig denkend dat dat een goede daad was, omdat ze de kauwgum dan nog eens kon verkopen. Daar was het kind echter veel te trots voor. Met nadruk werd mij de kauwgum en een licht schaamtegevoel in de hand gedrukt.

Op een terras in de buurt van mijn huis zeg ik zoveel mogelijk nee, want ik ben bang dat nee zeggen anders de volgende keer moeilijker is. Mijn vriendin zei toen tegen het schattige verkoopstertje: “Als mijn man geen bloemen voor me koopt, moet ik het zelf doen, hè?” Voor de prijs van één gaf het meisje er spontaan twee ... Het is wonderlijk hoe veel gevoel van eigenwaarde deze zeer jonge straatverkopers blijkbaar hebben, ondanks de ellende.

Slim zijn ze ook. Op Copacabana, waar ze om de twee minuten aan de tafeltjes staan vanwege de vele toeristen, zei ik eens zeer geroutineerd “nee” tegen het zoveelste verkopertje, die toen vrolijk (hij had me tuk) riep: “Je weet helemaal niet wat ik je wil aanbieden. Misschien wilde ik je wel dollars geven!”. Hij was, denk ik, een jaar of tien.

Ondertussen weet ik nog steeds niet goed wat ik met bedelaars aan moet. Ze zijn soms een beetje geholpen met wat klein geld, soms gaat dat op in de verderfelijke cachaça (suikerrietjenever). Wat te doen? In India was dat wat gemakkelijker, omdat je daar tegen jezelf kon zeggen dat er geen beginnen aan was. Er waren er zo veel. In Brazilië, waar minder gebedeld wordt moet je meer van geval tot geval beslissen. Bij mensen die ogenschijnlijk recht van lijf en leden zijn, denk je dat die werk zouden moeten zoeken (makkelijk gezegd), bij de echt trieste en mismaakte gevallen voel je je ontzettend hopeloos. Op de Avenida Rio Branco zit altijd een man zonder benen in een laag houten karretje, net groot genoeg om zijn romp in te zetten, met wieltjes ongeveer zo groot als dikke rijksdaalders. De voorkant van zijn karretje is versierd met wat blik in de vorm van een soort grille en koplampen ...

Ik blijf twijfelen en me genant rijk voelen. Al woon ik dan in een gewone flat die niet betaald wordt door mijn werkgever.

Meer Brazilië | Meer opinie | Contact